Nee, dankjewel
Rotterdam, mijn stad, geeft me wel eens angst voor de toekomst. Zo had ik vannacht een droom.
Het is 2075, en Rotterdam lijkt te zijn veranderd in een futuristisch doolhof van eigenaardige bouwwerken. Ik dwaal door straten vol met gebouwen die niet langer de vertrouwde contouren hebben van mijn geliefde stad. De skyline wordt nu gedomineerd door extravagante structuren die elk bouwkundig gezond verstand lijken te tarten.
De hoogbouw, die ik altijd al imposant vond, is nu vervangen door nog vreemdere ontwerpen. Als ik om me heen kijk, zie ik gebouwen die lijken op bizarre gebruiksvoorwerpen waar ik ooit als kind mijn hoofd over brak.
Een van die creaties doet denken aan een reusachtige, kronkelende kurkentrekker die in de stad is geplant zonder enig doel. Het gebouw steekt de lucht in als een hedendaags kunstwerk, maar ik vraag me af wat het toevoegt aan het stadsleven behalve een eigenaardige aanblik.
Dan is er het complex dat lijkt op een opengeslagen paraplu, bevroren in een moment van nutteloze pracht. Als ik mijn hoofd in de nek leg om naar de top te staren, vraag ik me af hoe de bewoners zich voelen in dit bizarre architecturale experiment. Is er ruimte voor comfort tussen die uitwaaierende ‘paraplu’-spaken?
Maar het meest merkwaardige van allemaal is een torenhoge structuur die lijkt op een omgekeerde theepot. Het gebouw balanceert op zijn ‘tuit’ en lijkt elk moment te kunnen omvallen. Zou iemand serieus hebben gedacht dat dit een geschikt ontwerp was voor een functioneel gebouw?
Rotterdam, ooit een stad van contrasten en harmonie tussen oud en nieuw, lijkt nu te zijn verdwenen in een zee van architectonische excentriciteit. Als ik me voorstel hoe de stad er over nog eens vijftig jaar uit zal zien, bekruipt me een gevoel van ongemak. Waar zijn de ‘normale’ gebouwen gebleven? Die vertrouwde bakstenen muren en doordachte daken die de ziel van de stad vormden?
Als dit de toekomst van Rotterdam is, een stad die haar eigen identiteit verliest in de obsessie met buitensporige vormen, dan ben ik er niet zeker van dat ik hier wil zijn. In 2075 wil ik niet wakker worden in een stad die lijkt op een expositie van bizarre gebruiksvoorwerpen uit mijn jeugd. Als er geen ruimte meer is voor de gebouwen die het karakter van de stad hebben gevormd, dan ben ik misschien wel liever ‘de pijp uit’. Liever rust in vrede dan leven in een stad die haar essentie heeft verloren in de drang naar architectonische extravagantie.
Victoria Verhulst